De zeehond.
Ze leven in zee.
Ze zijn grijs.
Aan hun wang hebben ze
Snorharen. Daar voelen ze mee.
Ze duiken in zee om vis te vangen.
Kenny gerlag.
Het veulen.
Het is het jong van een paard.
Hij blijft bij zijn moeder. Een veulen drinkt bij zijn moeder.
Nihad.
De tijger.
Hij rent heel snel. En hij bijt.
En ze zijn heel sterk. Een tijger heeft strepen en woont in het oerwoud.
Valentino.
Dolfijnen.
Ze hebben een staart. Ze wonen in de zee onder water. Ze leven onder water.
Van Lesley
Gorilla’s.
Gorilla’s zijn sterk. En ze zijn groot.
Ze eten bananen. Ze zijn eng.
Ze lopen op hun voeten. Er zijn mannen en vrouwen en er zijn kinderen.
Justin. De hond.
Een hond heeft vier poten. Een hond blaft soms. Hij poept en plast veel. Een hond houdt van wandelen. Soms likt de hond aan een bot.
Tresor
De poes.
In de zomer verharen alle katten. Als je ze aait spinnen ze. Als ze honger hebben eten ze brokjes. Ze zitten graag op je schoot. Van gras gaan ze over geven. Ze hebben een staart en ze hebben een zachte vacht.
Maarten.
De giraf.
De giraf heeft een lange nek. Ze hebben heel veel vlekken. En ze hebben lange poten. Ze hebben ook een staart. Het doet pijn als hij op je voet gaat staan. Ze komen uit Afrika en ze krijgen baby’s.
Djenna.
De kat.
Als zijn oren omhoog gaan is de kat boos. Een kat springt goed. Ze krijgen baby katjes. Ze poepen veel. Ze eten muizen.
Van Priscilla.
De vlinder.
Ze vliegen in de lucht. Alleen in de zomer. Ze poepen en plassen niet zo vaak. Ze leggen eieren en daaruit komen rupsen. Je hebt vlinders in heel veel kleuren.
Van Fikria.
De leeuw.
Leeuwen eten veel dieren op. Ze hebben scherpe tanden en zijn heel sterk. Ze hebben vier poten ze zijn snel. Ze slapen heel veel. En ze poepen.
Mourad.
De haai.
Hij eet vissen en dolfijnen en walvissen. Hij heeft scherpe tanden. Sommige haaien eten mensen. Hij kan lang onder water zijn. Hij springt en zwemt in de zee.
Niels.
De hond.
Hij heeft vier poten.
Zijn tanden zijn scherp. Hij blaft heel hard.
Kenny B.
De leeuw.
Hij heeft een klauw daaraan zitten nagels. Hij heeft een staart. En strepen. Hij is oranje. Ze zijn in het oerwoud . Ze jagen en ze hebben een bek.
Joey.
Het paard.
Ze eten hooi. En ze poepen veel. En ze hinniken vaak. En ze schoppen als je achter ze gaat staan. Met hun staart wapperen ze de vliegen weg. En onder hun benen zitten hoefijzers.
Romy
De poes.
Ze krijgen soms baby’s. Ze slapen soms in een mand. Ze zijn soms blauw. Ze eten soms vogels, vis en mussen. Ze hebben soms geen staart.
Shannon
De leeuw.
Is sterk, heeft een lange staart en brult in het oerwoud.
Jordy
De hond.
Ze poepen en plassen veel. En ze hebben een plat neusje. En hun staart is soms lang. Een hond kan groot of klein zijn. Ze kunnen baby hondjes krijgen.
Sanne
De aap.
Apen klimmen en klauteren. Apen slingeren. Apen eten veel bananen. Apen zijn slimme dieren. Apen krijgen baby’s.
Daniela.
De leeuw.
Hij is familie van de kat. Hij brult heel hard. Hij heeft vier poten. Ze hebben scherpe tanden en ze eten dieren. Ze slapen veel en hun hoofd is lekker zacht. Ze poepen en plassen niet zo veel. Dennis
Geen opmerkingen:
Een reactie posten